Componeren
in groen. 16 november 2002 t/m 9 februari 2003
Componeren
in groen.
De tuinen van Leonard Springer
De tuinen en
parken die de Nederlandse tuinarchitect Leonard Springer (1855-1940) tussen
1880 en 1930 ontwerpt zijn een lust voor het oog. Hoge bomen vormen het decor,
kromme paden slingeren zich door het gebied en bloemperken, aangelegd in
mozaïekpatroon, vormen een fleurig detail. De emotie die men ervaart bij het
kijken naar een schilderij van een landschap, wil Springer oproepen met zijn
tuinen. Hij is tot op heden één van de belangrijkste Nederlandse
tuinarchitecten. Wie deze winter plannen maakt voor zijn eigen tuin, kan
inspiratie opdoen in de tentoonstelling Componeren in groen. Aan de hand van
ontwerpen, foto’s, bloemmozaïeken, tuinornamenten en delen uit Springers
herbarium, wordt een beeld getoond van deze bevlogen man.
Afbeelding: tuinontwerp door Leonard Springer, collectie Bibliotheek Wageningen
UR, Speciale Collecties.
Componeren in groen:
De tuinen van Leonard Springer
De
tuinen en parken die de Nederlandse tuinarchitect Leonard Springer tussen
1880 en 1930 ontwerpt zijn een lust voor het oog. Hoge bomen vormen het
decor, kromme paden slingeren zich door het gebied en bloemperken, aangelegd
in mozaïekpatroon, vormen een fleurig detail. |
Links naar exposerende kunstenaars: |
Teylers
Museum |
De
tuinen en parken die de Nederlandse tuinarchitect Leonard Springer tussen 1880
en 1930 ontwierp zijn een lust voor het oog. Hoge bomen vormen het decor, kromme
paden slingeren zich door het gebied en bloemperken, aangelegd in
mozaïekpatroon, vormen een fleurig detail.
De emotie die men ervaart bij het kijken naar een schilderij van een landschap,
wil Leonard Springer evenaren in zijn tuinen. Hij was een tot op heden één van
de belangrijkste Nederlandse tuinarchitecten.
Wie deze winter plannen maakt voor zijn eigen tuin, kan inspiratie opdoen in de
tentoonstelling Componeren in groen, van 16 november 2002 t/m 19 januari 2003
in Teylers Museum. Aan de hand van ontwerpen, foto's, bloemmozaïeken,
tuinornamenten en delen uit Springers herbarium, wordt een beeld getoond van
deze bevlogen man.
De expositie toont de veelzijdigheid van Leonard Springer in het licht van zijn
tijd, maar roept vooral een beeld op van de wijze waarop zijn tuinen destijds
en vandaag de dag door de gebruikers worden beleefd.
Leonard Springer wilde landschappen creëren zoals Poussin ze schilderde. Een
ideale ruimte waarin men zijn natuurgevoel volop ervaart. Gebogen vormen, felle
kleurmozaïeken, kunstmatige rotspartijen, het zijn allemaal elementen om
menselijke emoties te versterken.
Is het niet zo dat die ervaring ook vandaag de dag nog steeds centraal staat
bij het ontwerpen van een tuin? Misschien kiezen we niet de schelle kleuren van
dahlia's en begonia's naast elkaar, maar juist stil water en rustig groen. De
essentie blijft hetzelfde: de tuin moet passen bij je huis, bij je levensstijl
en dus bij jezelf.
Met de verstedelijking van het einde van de 19e eeuw achtte men het steeds belangrijker
dat kinderen leerden omgaan met de natuur. Schooltuinen die Leonard Springer
ontwierp bieden daarvoor een uitgelezen plek. Zelf was Leonard Springer een
groot bomendeskundige en vermaard om zijn plantenkennis. Bij lezingen die hij
gaf, nam hij een collectie flesjes mee, waarin hij takjes van exotische bomen
stak. Een voorbeeld daarvan is op te tentoonstelling te zien.
Al in zijn tijd had Leonard Springer veel aanzien. Zo werd Springer
bijvoorbeeld gevraagd een ontwerp te maken voor de tuin van Paleis Noordeinde
in Den Haag. Villabewoners vroegen grote tuinen die pasten bij de architectuur
van het huis. Gemeentebesturen van steden als Haarlem, huurden hem in als
adviseur. Het padenpatroon in de Haarlemmer Hout is nog van Springers hand.
Leonard Springer heeft het grootst aantal uitgevoerde, nog bestaande ontwerpen
in Nederland nagelaten. Het gaat daarbij zowel om openbare wandelparken en
begraafplaatsen, als landgoederen, villatuinen, school- en heemtuinen. Enkele
belangrijke voorbeelden zijn het Oosterpark in Amsterdam, het Groninger
stadspark, het landgoed Duin en Kruidberg in Santpoort, de Centrale Schooltuin
in Haarlem en het villapark Duin en Daal in Bloemendaal.
De expositie wordt gehouden naar aanleiding van de nalatenschap van de twee
dochters van Leonard Springer, die enkele jaren geleden in het bezit van
Teylers Museum is gekomen en de uitgave van Springers monografie: Leonard
Anthony Springer 1855-1940. Tuinarchitect, dendroloog, verzamelaar, door C.
Moes, uitgegeven door De Hef in Rotterdam.
Locatie
Teylers Museum
Spaarne 16, Haarlem
Van 16 november 2002 t/m 19 januari 2003
Openingstijden: di - za van 10.00-17.00 uur, zo- en feestdagen van 12.00-17.00
uur
Telefoon: 023 5319 010
Uit Het Kanaal van NVTL http://www.nvtl.nl/hetkanaal/2002/46.html
|
||
|
||
|
|
De tuinen en parken die de Nederlandse tuinarchitect
Leonard Springer tussen 1880 en 1930 ontwerpt zijn een lust voor het oog. U
weet wel: hoge bomen vormen het decor, kromme paden slingeren zich door het
gebied en bloemperken, aangelegd in mozaïekpatroon, vormen een fleurig
detail. De emotie die men ervaart bij het kijken naar een schilderij van een
landschap, wil Springer evenaren in zijn tuinen. Hij is tot op heden één van
de belangrijkste Nederlandse tuinarchitecten. Wie deze winter inspiratie wil
opdoen kan dat in de tentoonstelling Componeren in groen, van 16 november
2002 t/m 19 januari 2003 in Teylers Museum te Haarlem. Aan de hand van
ontwerpen, foto’s, impressies van bloemmozaïeken, grote tuinornamenten en
delen uit Springers herbarium, wordt een beeld getoond van deze bevlogen man.
Al in zijn tijd heeft Springer veel aanzien. Zo wordt hij gevraagd een
ontwerp te maken voor de tuin van Paleis Noordeinde in Den Haag.
Villabewoners vragen grote tuinen die passen bij de architectuur van het
huis. Gemeentebesturen huren hem in als adviseur, bijvoorbeeld in Haarlem.
Het padenpatroon in de Haarlemmer Hout is nog van Springers hand. Springer
laat het grootst aantal uitgevoerde, nog bestaande ontwerpen in Nederland na.
Het gaat daarbij zowel om openbare wandelparken en begraafplaatsen, als
landgoederen, villatuinen, school- en heemtuinen. Enkele belangrijke
voorbeelden zijn het Oosterpark in Amsterdam, het Groninger stadspark, het
landgoed Duin en Kruidberg in Santpoort, de Centrale Schooltuin in Haarlem en
het villapark Duin en Daal in Bloemendaal. |
U las reeds in een vorig Kanaal over de tentoonstelling in het Teijlers Museum
te Haarlem (16 november tot 19 januari) gewijd aan Leonard Springer en zijn
oeuvre en over het boek dat verscheen: L.A. SPRINGER 1855-1940
Tuinarchitect, Dendroloog.
Deze publicatie is de eerste volledige monografie over een Nederlandse
tuinarchitect. Leonard Springer stond aan de wieg bij de oprichting van de Bond
voor Nederlandse Tuinarchitecten (opgegaan in de huidige NVTL) en heeft zich
zijn leven lang ingezet voor het op een hoger plan brengen van het vak
tuinarchitectuur. Zijn omvangrijke oeuvre is in de geschiedenis van de
Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur ongeëvenaard. Vele parken en
buitenplaatsen die hij in de negentiende en aan het begin van de twintigste
eeuw aanlegde, zijn niet alleen toonaangevend voor zijn tijd, maar bestaan nog
altijd. Behalve tuinarchitect, was Springer ook een groot kenner van bomen en
publiceerde hij vele artikelen over dendrologische en tuinarchitectonische
onderwerpen. Daarnaast legde hij de theoretische basis voor de Nederlandse
tuinhistorie en speelde hij een belangrijke rol in de emancipatie van het
vakgebied.
De publicatie van Constance D.H. Moes telt 324 pagina’s, is rijk geïllustreerd
met ontwerpen en plattegronden en is daarmee voor ontwerpers een naslagwerk bij
de actuele ontwerpopgaven met betrekking tot herbestemming, behoud en
restauratie van negentiende-eeuwse parkarchitectuur. Zo bevat het onder meer
een uitgebreide lijst van de in de negentiende eeuw gebruikte boom- en
heestersoorten, getranscribeerd naar de huidige naamgeving. Redactie: Anne Mieke
Backer, Erik de Jong en Carla Oldenburger-Ebbers.
Met bijdragen van: Anne Mieke Backer, Eric Blok, Marleen Dominicus-van Soest en
Theo Janson en Erik de Jong.
NVTL-leden kunnen het boek bestellen voor € 34,90 in plaats van voor de
winkelprijs van € 39,90, door overmaking van het bedrag op giro 5520546
ten name van Uitgeverij De Hef.
Het boek wordt dan naar het op de overschrijvingskaart vermelde adres gestuurd.
Ook verkrijgbaar in de boekhandel na het overleggen van uw NVTL
contributie-overschrijving.
Zaterdag 16 november jl. is de overzichtstentoonstelling 'Componeren in Groen' over Leonard A. Springer geopend in het Teyler's Museum te Haarlem. Ter gelegenheid van de tentoonstelling is een monografie verschenen over Springer, geschreven door Constance Moes en getiteld: Leonard A. Springer (1855-1940): tuinarchitect, dendroloog & verzamelaar.
De tentoonstelling en het boek zijn grotendeels gebaseerd op de Springer-collectie van Bibliotheek Wageningen UR. Deze collectie is te raadplegen in de afdeling Speciale Collecties in bibliotheeklocatie het Jan-Kopshuis aan de Gen. Foulkesweg. Medewerkers van Bibliotheek Jan-Kopshuis worden in het voorwoord van de auteur alle lof toegezwaaid "voor hun onvermoeibare inzet".
De basis voor de Springer-collectie is gelegd in 1940. In zijn sterfjaar liet Leonard Springer zijn bibliotheek na aan de toenmalige Landbouwhogeschool Wageningen. De collectie is in de volgende jaren gestaag uitgebreid en beslaat circa 700 boeken. Tuinontwerpen en prenten zijn verzameld in de documentatiecollectie TUIN, eveneens te raadplegen in het Jan-Kopshuis.
Parkenrijkdom van Springer in lijvig boek
Zaterdag 23 november 2002 - De geschiedenis van de tuinarchitectuur bleef in Nederland lang onderbelicht. Een nieuw boek over Leonard Springer brengt hierin verandering en brengt ook Tilburgse en Noord-Brabantse historische tuinen en parken onder de aandacht.
Leonard Springer
kan zonder meer worden beschouwd als de belangrijkste Nederlandse tuinarchitect
van de afgelopen eeuw. Hij leefde van 1855 tot 1940 en in vakkringen geldt
Springer als de 'nestor van de Nederlandse tuinkunst', daarbuiten bleef hij
steeds tamelijk onbekend. Dat kan veranderen nu er een gedegen studie over zijn
leven en werk verscheen. In dit lijvige en mooi uitgegeven boek beschrijft
Constance Moes Springer als tuinarchitect en als groot kenner van bomen en
struiken. Daarnaast geeft zij een zo compleet mogelijk overzicht van de tuinen
en parken die hij ontwierp en aanlegde. Met dit boek wordt tevens een tamelijk
onontgonnen aspect van de Nederlandse kunstgeschiedenis in beeld gebracht.
Hoewel Springer zijn werk als tuinarchitect verrichtte vanuit zijn woonplaats
Haarlem, heeft hij ook in Noord-Brabant zijn sporen nagelaten. Tilburg spant
daarbij de kroon. Maar liefst vijf stadsparken droegen of dragen zijn stempel,
waarvan drie ervan nog steeds sterk beeldbepalend zijn. Dat zijn het
Wilhelminapark (uit 1899), het Wandelbos (1920) en het Leijpark (1920/'39).
Verder ontwierp Springer in Tilburg maar liefst acht villatuinen aan de
Bredaseweg, Korvelseweg en Gasthuisstraat, evenals het landgoed met villatuin
van Mutsaers van Waesberghe in Goirle. Elders in de provincie was Springer
onder meer actief rond de kastelen van St Oedenrode, Helvoirt en Helmond,
reorganiseerde hij het Mastbos bij Breda, ontwierp hij het park bij de
Vughteruitgang in 's-Hertogenbosch en het Wilhelminapark in Breda. Plus ruim
twintig villatuinen in diverse plaatsen (waarvan zes in Helmond, vijf in
Eindhoven en vier in Vught). Uit deze opsomming is duidelijk dat het vooral de industriële
elite was die een beroep op Springer deed.
Veel van de tuinen en parken van Springer zijn in de periode van
ongeveer een eeuw sinds hun ontstaan geheel verdwenen of danig verminkt, waardoor
van het oorspronkelijke ontwerp nog maar weinig te herkennen is. Het is dan ook
van belang dat met name het Wandelbos en het Wilhelminapark in Tilburg nog in
hoge mate beantwoorden aan de plannen van Springer. Beide hebben natuurlijk ook
wijzigingen ondergaan en bij de restauratie van het Wilhelminapark is in 1996
nadrukkelijk gekozen om het besloten karakter met de dichte heesterbegroeiïng
langs de randen van het park ongedaan te maken. Het Leijpark is het laatste
grote park geweest dat Springer afleverde. Daar ging een ontwerpfase van jaren
aan vooraf en bij de uiteindelijke uitvoering is Springer niet meer actief
betrokken geweest. Ten opzichte van de ontwerpen is dit park ook het meest
aangetast en - in de woorden van Moes - verwaterd. Opmerkelijk is ook dat de
tuin van de Villa Mariënhof aan de Bredaseweg (uit 1919) goed bewaard is
gebleven. Dat gebeurde mede doordat huis en tuin sinds 1986 in bezit zijn van
Staatsbosbeheer. Leonard Springer was de zoon van de bekende schilder Cornelis
Springer en was zelf ook een getalenteerd tekenaar en schilder. Zijn ontwerpen
zijn daarmee ook in hun papieren vorm een lust voor het oog. In Teylers Museum
in Haarlem is nog t/m 19 januari een expositie over Springer en zijn werk te
zien. De titel daarvan is Componeren in groen; de tuinen van Leonard Springer.
Ook van enkele 'Brabantse' ontwerpen zijn hier de tekeningen te zien.
Constance D.H. Moes, L.A. Springer 1855-1940, tuinarchitect, dendroloog. Rotterdam: Uitgeverij De Hef 2002, 326 pp., ISBN 90-6906-035-3, pb., 39,90 euro.
http://www.vogelwijk.nl/praatvogel/Dec_2002/Dec_2002.htm
Tentoonstelling Leonard Springer
In het Teijlers Museum te Haarlem wordt van 16 november tot 19 januari een overzichtstentoonstelling gewijd aan het oeuvre van Leonard Springer.
Tegelijkertijd verschijnt bij Uitgeverij De Hef een uitgebreide monografie over Springer van drs. Constance Moes.
Leonard A. Springer wordt door vakgenoten wel de ‘nestor van de Nederlandse tuinarchitectuur’ genoemd. Springer ontwierp meer dan vierhonderd parken, buitenplaatsen, begraafplaatsen en tuinen; een omvangrijk oeuvre en verreweg het grootste in de geschiedenis van de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur. Veel van zijn ontwerpen bestaan nog altijd, zoals het Oosterpark in Amsterdam, het Rijsterborgherpark in Deventer, het stadswandelbos in Tilburg en natuurlijk dichtbij huis ons Bos van Bosman!
In de omgeving van Haarlem legde hij veel villaparken aan en hij ontwierp begraafplaatsen, onder andere de Nieuwe Ooster Begraafplaats in Amsterdam, die momenteel geheel in oorspronkelijke staat gerestaureerd wordt en als Rijksmonument is genomineerd. In Twente zijn buitenplaatsen van textielbaronnen en het arboretum van De Lutte van zijn hand. Ook in Wageningen, waar Springer les gaf aan de Landbouw Hogeschool, ontwierp hij een arboretum.
Behalve tuinarchitect was Springer een groot kenner van bomen. Hij publiceerde vele artikelen over dendrologische en tuinarchitectonische onderwerpen en met zijn studie van de historische tuinen legde hij een basis voor de Nederlandse tuingeschiedenis.
De stadsparken die Springer ontwierp, ademen een laatnegentiende-eeuwse romantische sfeer. Hier ging de gegoede burgerij wandelen om de beslommeringen van alledag te vergeten en nieuwe inspiratie op te doen. De parken waren een gekunstelde vorm van schijnnatuur, harmonieus gecomponeerd omwille van het pittoreske, lichtmelancholische effect. ‘Schilderen met de natuur’ noemde Springer dit; het creëren van een oogstrelend decor met open gazons, spiegelende waterpartijen en indrukwekkende boomgroepen, contrasterend in bladkleur en silhouet, zodat de wandelaar een voortdurende stemmingswisseling kon ondergaan. Het liefst gebruikte hij daarbij zoveel mogelijk verschillende exotische bomen, waarvan het aanbod door de toenemende handel en verbeterde kweekmethodes in de negentiende eeuw enorm was toegenomen. Binnen zijn landschappelijke parkaanleg en in de formelere stadsplantsoenen maakte Springer vaak formele tuinen, die in de beginperiode waren gedecoreerd met veelkleurige mozaïekbedden en stijve subtropische planten, zoals yucca’s en agaves. Later legde hij binnen zijn landschappelijke ontwerpen ook veel geometrische rozentuinen aan. Door dit samengaan van landschappelijke en formele stijl wordt zijn werk tot de ‘gemengde stijl’ gerekend.
De rosaria, de stijve plantsoentjes waar de burgerij kon zien en gezien worden en de schilderachtige stadsparken met hun bordjes Verboden zich op het gras te begeven, zijn tegenwoordig verdwenen of ernstig verschraald. Niet alleen de gestegen onderhoudskosten, maar ook het actievere gebruik van de parken en de veranderde smaak spelen hierbij een rol.
Gazons zijn speel- en ligweiden geworden, zeldzame heesters en bomen werden – soms onder het mom van ecologisch onderhoud – veranderd in onderhoudsarm bosplantsoen. Ook in de privé-tuinen speelde het duurder worden van het tuinpersoneel en het schaarser worden van de grond een rol. Springer moest al tijdens zijn leven toezien hoe de moderne villatuin met zijn gemengde borders uiteindelijk de rijke eclectische beeldtaal uit de Victoriaanse periode verdrong.
In de discussie over het behoud en restauratie van negentiende-eeuwse parken en tuinen zijn het openbaar maken van het werk van Springer en de monografie van Moes van groot belang.
Voor wie de discussie over het opknappen van het Bos van Bosman heeft gevolgd, is het misschien interessant om de tentoonstelling in Haarlem te gaan zien. De hierboven beschreven Springerkenmerken zijn - op de rozenperken na - zeker ook in het Bos van Bosman te herkennen.
Laten we hopen dat het Bos er - na de inmiddels begonnen werkzaamheden - weer mooi bij komt te liggen. De volgende stap is wat mij betreft het omverhalen van Nieuweroord en het opnieuw bouwen van de oude buitenplaats, want bij zo’n mooi bos hoort toch niet zo’n foeilelijke torenflat!
Herman van der Kooij
Bron: Anne Mieke Backer, Leonard Springer Tuinarchitect, dendroloog. Uit: Onze Eigen Tuin. 48e jaargang, nummer 4, pag. 9.
Op de tentoonstelling in Haarlem was ook het hier getoonde ontwerp. Gevonden onder http://www.archined.nl/archined/2800.html