De Leidse Lustwarande Geschiedenis van de
tuinkunst op
kastelen en buitenplaatsen rond Leiden, 1600 - 1800
Henk Rijken
422 pagina's
prijs Euro 39,90
ISBN 90559970187
Wat ik verder ook voor
kanttekeningen ga plaatsen, dit is een fantastisch boek.
Bij kastelen en buitenplaatsen staan meestal het gebouw, de
bouwgeschiedenis, de bewoners en de jaartallen centraal. Maar nu
staat eindelijk de tuinkunst centraal. Heerlijk.
Direct na het uitkomen gekocht en doorgebladerd (en hier en daar een
stukje tekst 'meepikkend'). Nu 2 maanden later lezend, vooruit-
en
terugbladerend, afbeeldingen bij teksten zoekend. Des te langer
in handen, des te meer erin staat.
Ook wat kleine opmerkingen. Er staan wat redactionele fouten
in. Af en toe een regel die een (werk)woord mist. Hier en
daar een afbeeldingsnummer dat niet klopt. En een aantal noten,
te weten 162 t/m 165, zonder tekst. Als zoiets misgaat is dit
meestal andersomn, wel een nootnummer in de tekst, maar geen
'noottekst'.
Het boek kent ook korte Engelse en Franse teksten. Werken in die
taal hadden dan ook buitengewoon veel invloed en buitenlandse reizigers
hadden zo ook hun zegje over de Nederlandse tuinen. Maar mijn
Frans is zo abominabel. Gelukkig volgt er na een Frans stukje
meestal een stukje commentaar, geen vertaling, van de schrijver.
Het is opnieuw later in de tijd en moet toch een kritische kanttekening
plaatsen. Het inleidende deel geeft veel informatie weer, maar
kent een gebrek aan structuur, mist een lijn die door de verschillende
hoofdstukken heen loopt. Of anders gezegd, sommige hoofdstukken
lijken eerder het gevolg van alles wat vergaard is vast te leggen dan
passend in een opbouw, in een lijn door de tijd. Een voorbeeld is
'Vrouwen en de tuinkunst...'. Leest als een vreemde eend in de
bijt.
Van
Primavera Pers, de boekaankondiging
De Leidse Lustwarande
Geschiedenis van tuinkunst bij
Kastelen en buitenplaatsen rond Leiden,
1600-1800
Rijken, Henk
Jaar uitgifte:
2005
Prijs: € 39,90
ISBN: 90-5998-018-7
Uitgave: gebonden,
424 pag., 350 ill.
Primavera Pers, Leiden
Vanaf ca. 1580 groeide in de
Republiek de belangstelling voor het
buitenleven. Adel en patriciaat kochten stukken grond buiten de
stadssingels om deze in te richten als speeltuin of – als men
over ruimere financiële middelen beschikte – als
buitenplaats. De omgeving van Leiden leende zich uitstekend voor het
stichten van buitenplaatsen. Vooral in de Gouden Eeuw, toen Leiden een
welvarende en grote stad was, verrezen in de duin- en bosgebieden
talrijke buitenplaatsen. Henk Rijken onderzocht hoe de tuinen bij deze
buitenplaatsen waren aangelegd. Van ruim zeventig buitenplaatsen,
waarvan de grond nu binnen de gemeentegrenzen van o.a. Katwijk,
Wassenaar, Voorschoten, Warmond en Zoeterwoude valt, beschrijft hij de
tuinarchitectuur. Ook de de bouw- en bewoningsgeschiedenis van de
buitenhuizen zelf wordt daarbij behandeld. Deze uitgebreide en rijk
geïllustreerde studie is niet alleen in regionaal-historisch
opzicht van belang; door het grote aantal tuinen dat wordt beschreven
levert Rijken ook een bijdrage aan de geschiedschrijving van de
Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur. Rijken promoveerde op dit
onderwerp aan de Universiteit van Leiden. Voor deze uitgave is de tekst
van het proefschrift bewerkt en zijn talloze nieuwe foto’s
gemaakt.
Uit
Nieuwsbrief Forum faculteit der Letteren (Leiden)
Leidse Lustwarande
Verraadt een
gezicht het personage? Een titel
verraadt een boek. Henk Rijken promoveerde in maart 2003 aan de Leidse
universiteit op het proefschrift De Leidse
Lustwarande: geschiedenis van de tuinkunst op kastelen en
buitenplaatsen rond Leiden, 1600-1800. Van die dissertatie is zojuist
een handelseditie verschenen.
.
Dat is een aangenaam bladerboek,
waarvan
de titel de inhoud tekort doet. Na lezing had ik niet alleen een
prachtig overzicht van de ontwikkeling van de tuinkunst in Nederland in
de 17e en 18e eeuw, maar ook wist ik veel meer over allerlei kastelen
en landgoederen in (!) en buiten Leiden: over Groenhoven en Endegeest,
over Ter Wadding en Berbice in Voorschoten, over de ruïne van Slot
Teijlingen in Sassenheim, over de Boerhaavetuin in Voorhout en over
Duinrell en de Horsten inWassenaar. En over minstens 25 andere
plekken..
.
De kroonprins moet dit boek kopen om
meer van de geschiedenis
van zijn eigen woonhuis te lezen. Wie de geschiedenis van de omgeving
van Leiden wil leren kennen, moet Alex’ voorbeeld volgen.
.
Uit
Mare - Leids
Universitair Weekblad
Proefschrift over drie
eeuwen tuinkunst rond Leiden
Speeltuinen voor professoren
Lange tijd wemelde het buiten Leidse
de singels van de buitenplaatsen,
met landhuizen en fraai aangelegde tuinen er omheen. Kunsthistoricus
Henk Rijken (72) schreef een proefschrift over tuinkunst rond Leiden in
de periode 1600-1900.
Christiaan Weijts
Het is zondagmiddag, en een van de
eerste zonnige dagen van het jaar.
In Oegstgeest, in het gebied Rhijngeest en rondom psychiatrisch
ziekenhuis Endegeest, bloeien de eerste krokussen al in de gazons, en
beginnen de bomen uit te lopen. Er is niet eens zo veel verbeelding
voor nodig om je een aantal eeuwen terug te wanen, toen het in het hele
gebied tussen Wassenaar en Haarlem wemelde van de buitenplaatsen, waar
de elite landhuizen bezat om ’s zomers het stadsrumoer te
ontvluchten. Op het terras van hotel het Witte Huis ontmoeten we de man
die er alles vanaf weet. Henk Rijken heeft de afgelopen zeven jaar
onderzoek gedaan naar de tuinen van buitenplaatsen rond Leiden, in de
zeventiende tot en met de negentiende eeuw. ‘In de
kunstgeschiedenis is er de laatste jaren veel gepubliceerd over parken
en tuinen van buitenplaatsen, maar dan ging het altijd om de toppers,
zoals in Kennermerland en Overveen.’
En hoewel Rijken, die na zijn
pensioen kunstgeschiedenis in Leiden
studeerde, zelf in die streek is opgegroeid, wilde hij zich eens gaan
verdiepen in het gebied rond Leiden: Oegstgeest, Voorschoten,
Wassenaar, en het gebied dat later de Bollenstreek is gaan heten.
‘Het leek me zinvol om niet alleen de highlights te belichten. Ik
heb een cirkel rond Leiden getrokken, en aan de hand van plattegronden,
kaarten, tekeningen ben ik nagegaan hoe de tuinen in dat gebied zijn
aangelegd.’ Ook beschrijvingen van reizigers, buitenlanders die
op bezoek waren, en rond Leiden gingen wandelen, geven redelijk veel
informatie.
Het bezit van een buitenplaats nam in
de zeventiende eeuw een grote
vlucht. Dat begon met Stadhouder Frederik-Hendrik, die in 1630 begon
met de bouw van het Paleis Soestdijk in Naaldwijk. Rijken: ‘Veel
kastelen kwamen in die periode in handen van de adel en die gingen,
naar Italiaans voorbeeld, over van kasteel tot buitenplaats, als
lustoord in de zomermaanden. Adel, regenten en kooplieden stichten
zo’n buitenplaats, en daar hoorde ook een tuin bij. Die werd
aangelegd volgens de tuinmode die op dat moment in zwang was.
’In de gebieden rond Wassenaar,
zoals het landgoed De Horsten -
dat overigens binnenkort voor een groot gedeelte het lustoord voor
Willem Alexender en Máxima zal gaan worden - waagden de
Leidenaren zich niet. ‘ Daar zaten de hoge ambtenaren met
vooraanstaande functies in het bestuur van de Republiek. De Leidenaar
hoefde dat niet te evenaren of zich daar tegen af te zetten, die is
nooit uitgeweest op grote bezitten of de jacht op titels.’ Want
de buitenplaats was ook een prestige-object. ‘Om je te
manifesteren ten opzichte van je buurman.’Veel vooraanstaande
Leidenaren, zoals hoogleraren, namen genoegen met een
‘speeltuin’: ‘Dat zijn tuinen die te vergelijken zijn
met de huidige volkstuin. Daarop had men een dagverblijf, een eenvoudig
huis. Die speeltuinen stonden aan de overkant van de singels, die tot
in de negentiende eeuw de stadsgrens vormde. Daarbuiten was het een zee
van speeltuintjes. Daar kweekten ze bloemen of fruit.’
Zo had lakenkoopman en tuinliefhebber
Pieter de la Court (1664-1739)
maar liefst drie buitentuinen: Meerburg (Zoeterwoude), Allemansgeest
(Voorschoten, thans een sjiek restaurant aan het water), en een
speeltuin op de plaats van het huidige ziekenhuis, het LUMC.
‘Daar kweekte hij ananassen’, weet Rijken. ‘Hij had
er zelfs een vijver en een fontein.’
De hoogleraar Justus Lipsius had zijn
speeltuin ongeveer op de plaats
van het van centrale Letterengebouw van het WSD-complex en Renée
Descartes woonde van 1641 tot 1643 op kasteel Endegeest.
Om de kunsthistorische ontwikkeling
van de tuinarchitectuur te kunnen
zien, gaan we naar het nabij gelegen Bos van Wijckersloot, de vroegere
hofstede ‘Duinzicht’. Het is eigendom geweest van onder
meer bisschop Van Wijckersloot (1786-1851), de eerste door de paus
benoemde bisschop in Nederland.
Een slingerend pad maakt een rondje
door het bos waar verschillende
boomsoorten groeien: iepen, beuken, eiken. Aan de linkerkant van het
bos stroomt een slingerende beek uit in een grillig gevormde vijver.
‘Hier zie je precies de
invloeden van de Engelse
landschapsstijl’, vertelt Rijken. ‘Dat begon in de
negentiende eeuw. Daarvóór werden de tuinen gemaakt
volgende de Franse barokstijl, zoals in Versaille: rechte paden,
vierkante vijvers, ronde vijvers, heel geometrisch. Lodewijk XIV werd
door iedereen in Europa nagevolgd, zelfs door zijn politieke
tegenstanders. Pas bij de Engelse romantici kreeg het gevoelsleven de
overhand, en moesten de paden gaan kronkelen, en moest alles de
suggestie krijgen alsof het precies zo was als in de wilde natuur, met
paden en beken die eindeloos voort slingeren.’
De tuin waar we doorheen wandelen is
aangelegd door Johann David Zocher
(1763-1817), de eerste officiële tuinarchitect in Nederland.
‘Daarvoor was tuinarchitectuur een nevenfunctie van mensen als
landmeters of tuinbazen, hoofdtuinmannen.’ Zochter, afkomstig uit
Duitsland, ging zich specialiseren in de Engelse stijl, iets wat mensen
daarvoor alleen in een verborgen hoekje achter in de tuin durfden,
‘om te experimenteren.’
‘Zoche had ook een kwekerij met
bomen, planten en struiken in
Haarlem. Door verschillende boomsoorten bij elkaar te plaatsen kreeg je
een bepaalde kleurschakering, die je moest inspireren tot allerlei
gedachten, gevoelens en mijmeringen. Vaak werd dat nog versterkt door
bijvoorbeeld een oude hermitage neer te zetten, een schijnruïne,
die gevoelens van nostalgie moest opwekken, en mensen ook aan de
vergankelijkheid van het kasteel of landhuis moest helpen
herinneren.’
En vergankelijk zijn de lustoorden
inderdaad: de speeltuinen net buiten
de Leidse singels zijn al grotendeels verdwenen, en sommige huizen zijn
opgenomen in het rumoer van de uitdijende stad, en hebben hun functie
als idyllische rustplaats verloren. Een uitzondering is misschien
‘Buitenzorg’, tegenwoordig Hoge Rijndijk 316, dat door een
muur en een klein bos gescheiden is van het verkeer. Al kan daar
momenteel niemand van genieten: de studenten die er woonden, zijn
onlangs gesommeerd om het pand te verlaten, omdat het niet voldoende
brandveilig is.
Van
NIWI, informatie
betreffende het Project:
De Leidse Lustwarande
Een beschrijving van de
geschiedenis van de tuinkunst van tal van
vroegere buitenplaatsen rondom Leiden. Waren het vanouds de
kasteeltuinen met hun boomgaarden en moestuinen, vanaf de zeventiende
eeuw zijn het de recreatietuinen, de zogenoemde speeltuinen buiten de
singels waar de gegoede burgerij de zomerse dagen doorbrengt. De
zeventiende eeuw is tevens de eeuw van de opkomst van de buitenplaats
met een daarbij behorende geometrisch aangelegde tuin. Langzaam maar
zeker doet na het midden van de achttiende eeuw het landschapspark in
de Republiek zijn intrede. Rondom Leiden hebben vanaf begin negentiende
eeuw vader en zoon Zocher verschillende parken gemoderniseerd door ze
een 'natuurlijk' aanzien te geven. In het proefschrift worden onder
meer de tuinen van vermogende Leidenaren met die van
buitenplaatsbezitters uit andere steden vergeleken. Archief- en
literatuuronderzoek heeft veel nieuw feitenmateriaal opgeleverd. In een
algemeen theoretisch gedeelte wordt de geschiedenis van de tuinkunst
rondom Leiden behandeld. In de catalogus worden zo'n vijfenzeventig
tuinen en parken beschreven
Van
Universiteit Leiden, de promotie
Woensdag 12 maart 16.15 uur
H. Rijken
Titel proefschrift: De Leidse
lustwarande. De geschiedenis van de
tuinkunst rond Leiden (1600-1900)
Faculteit: Letteren
Promotor: prof. dr. A.J.J. Mekking
Een beschrijving van de geschiedenis
van de tuinkunst van tal van
vroegere buitenplaatsen rondom Leiden. Waren het vanouds de
kasteeltuinen met hun boomgaarden en moestuinen, vanaf de zeventiende
eeuw zijn het de recreatietuinen, de zogenoemde speeltuinen buiten de
singels waar de gegoede burgerij de zomerse dagen doorbrengt. De
zeventiende eeuw is tevens de eeuw van de opkomst van de buitenplaats
met een daarbij behorende geometrisch aangelegde tuin. Langzaam maar
zeker doet na het midden van de achttiende eeuw het landschapspark in
de Republiek zijn intrede. Rondom Leiden hebben vanaf begin negentiende
eeuw vader en zoon Zocher verschillende parken gemoderniseerd door ze
een ‘natuurlijk’ aanzien te geven. In het proefschrift
worden onder meer de tuinen van vermogende Leidenaren met die van
buitenplaatsbezitters uit andere steden vergeleken. Archief- en
literatuuronderzoek heeft veel nieuw feitenmateriaal opgeleverd. In een
algemeen theoretisch gedeelte wordt de geschiedenis van de tuinkunst
rondom Leiden behandeld. In de catalogus worden zo’n
vijfenzeventig tuinen en parken beschreven.
Uit
Nieuwsbrief Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
september 2005
De Leidse Lustwarande
De geschiedenis van de tuinkunst op kastelen en buitenplaatsen rond
Leiden, ca. 1600-1800
Henk Rijken, Primavera Pers, Leiden, 422 pag.,gebonden, € 39,90,
ISBN 90 5997 018 7
Tot eind negentiende eeuw lag Leiden midden in een grote, groene oase.
Dit aantrekkelijke, lommerrijke wandelgebied vol paden en lanen
ontstond nadat Leiden bij het beleg in 1574 de meeste kastelen en
kloosters rond de stad had afgebroken om de Spanjaarden geen
verschansingen te bieden. In deze nieuwe leegte buiten de singels
legden veel welgestelden nog voor 1600 speeltuinen aan, kleine,
rechthoekige recreatietuinen. Ze ontvluchtten er het vuil, het lawaai
en de stank van de stad. Elke tuin had een speelhuis, een
plaisierplaatsje, een optrekje dus, dat in de achttiende eeuw veelal
met een theekoepel uitgebreid werd. Andere vermogende stedelingen
kochten een boerderij, die ze verpachtten en ’s zomers bewoonden.
Vanaf 1630 bouwden ze er een nieuw huis naast, waaruit buitenplaatsen
ontstonden. Veel buitenplaatsen in deze Leidse Lustwarande zijn in een
economische recessie in de tweede helft van de achttiende eeuw
afgebroken. En eind negentiende eeuw heeft de grote stadsuitbreiding
van Leiden de speeltuinen doen verdwijnen. Kunsthistorisch promovendus
Rijken aan de Universiteit Leiden beschrijft in deze stevige uitgave
zeventig tuinen, begeleid door historische foto’s, pentekeningen
en kaarten, die helaas in zwart-wit afgedrukt zijn. Hij verhaalt hoe de
mathematische en geometrische tuinen uit de zeventiende eeuw vanaf 1770
in arcadische natuurimitaties omgevormd werden, gelardeerd met
melancholisch stemmende kluizenaarshutten, ruïnes en Turkse en
Chinese tenten. Verder pleit hij ervoor om voortaan niet slechts enkele
begrippen, maar de complete nomenclatuur van de architectuur- en
kunstnijverheidsperioden op de tuinkunst toe te passen.