Noord-Hollands ArcadiaNoord-Hollands Arcadia
Ruim 400 Noord-Hollandse buitenplaatsen in tekeningen, prenten en kaarten uit de Provinciale Atlas Noord-Holland

Christian Bertram

540 pagina’s + CD
prijs: Euro 34,00
ISBN 90 6469 78

Een eerste indruk is te verkrijgen via deze download.  Het pdf document omvat de eerste 32 pagina's met de verantwoording, de inleiding, de bijdrage van Erik de Jong en de eerste 15 pagina's van het catalogus deel.

Alle afbeeldingen als in de catalogus staan op de CD, maar de CD brengt de afbeeldingen die origineel in kleur zijn ook in kleur (in de catalogus gaat dit voor slechts een klein deel van de afbeeldingen op) en de afbeeldingen op de CD kennen een 'zoom functie', of te wel vergroten maar en eindelijk de details zien.  Daarnaast staat het gehele boek ook nog eens in pdf formaat op de CD.  Dit maakt het doorzoeken van de uitgave met een trefwoord mogelijk.  Enige wat mist is een zoekfunktie op de CD met afbeeldingen.


Van Canaletto / Repro-Holland

Ruim 400 Noord-Hollandse buitenplaatsen in tekeningen, prenten en kaarten uit de Provinciale Atlas Noord-Holland.
Met een bijdrage van Erik A. de Jong.
Meer dan 500 illustraties waarvan ca 40 in full color.
Bij het boek wordt een CD rom geleverd.

Voor liefhebbers en onderzoekers.
Het boek is het resultaat van een onderzoek door de kunsthistoricus Christian Bertram in de collectie van de Provinciale Atlas Noord-Holland en de bibliotheek van het Rijksarchief in Noord-Holland.  De in dit boek bijeengebrachte prenten, tekeningen en kaarten uit de Provinciale Atlas Noord-Holland en de bijbehorende teksten geven inzicht in het cultureel verschijnsel ‘buitenplaats’ en diens transformatie door de eeuwen heen: van boerderij of blekerij tot buitenplaats, van buitenplaats tot landbouw- of bouwgrond, begraafplaats of fabrieksterrein, van zomerverblijf van enkele families tot stadspark of zorginstelling voor iedereen.
De teksten ontsluiten door de literatuurverwijzingen een schat aan informatie die gebruikt kan worden voor tuin- of lokaal historisch onderzoek, het onderzoek naar de leefpatronen van de maatschappelijke elites, de interpretatie en annotatie van historische reisverslagen, het onderzoek naar de historische achtergronden van de ruimtelijke ontwikkeling rond de Noord-Hollandse steden en dorpen, de toekenning van historische waarde aan de overblijfselen van de buitenplaatscultuur, en andere cultuurhistorische vraagstellingen.

‘Alle de gene die de Nederlanden bekent zijn, weten ook wel, dat het deselve aen dese lustigheden niet gebreekt, en bysonderlijk, ons kleyn, doch tot noch toe, gezegent Hollant. Want hier in heeft men, (naer des selfs kleyn begrip te rekenen) wel soo veel Heeren huysen, Lust-hoven en Hof-steden, als in Vrankrÿk, hoewel doorgaens niet soo prachtig en kostelijk’.

Bovenstaande woorden van de hovenier Jan van der Groen in 1669 in zijn hoveniershandboekje ‘Den Nederlantsen Hovenier’ worden ook met betrekking tot Noord-Holland bevestigd door 20ste-eeuws onderzoek. Rondom Amsterdam ontstonden buitenplaatsen aan de oevers van de Amstel, de Bullewijk en de Holendrecht, aan de Haarlemmer trekvaart, aan de Heiligeweg (nu Overtoom) en de Sloterweg en in de Watergraafs of Diemermeerpolder. In Kennemerland legde men een groot aantal buitenplaatsen aan te Heemskerk, Beverwijk, Velsen, Bloemendaal en Heemstede en ook rond Haarlem. Verdere ‘clusters’ van buitenplaatsen vond men in de ’s-Gravelandse polder en de Beemsterpolder.

Ook het Hollandse gedeelte van de Vecht, Muiderberg en de omgeving van Naarden kenden een aantal buitenplaatsen. Afbeeldingen ervan uit de 17de eeuw zijn echter schaars. Pas met de opkomst van topografische prentseries in de eerste decennia van de 18de eeuw komt Noord-Holland in beeld.
In opdracht van verzamelaars en uitgevers van prentenreeksen brachten tekenaars de schoonheden van deze provincie in kaart. Tussen ca. 1700 en 1735 werden in Noord-Holland veel oudere buitenplaatsen vernieuwd en nieuwe buitenplaatsen gesticht, en liet men beide op grote schaal voorzien van nieuwe geometrische siertuinen. Deze nieuwe c.q. vernieuwde buitenplaatsen waren in de 18de eeuw niet meer alleen voorbehouden aan een klein groepje van ‘superrijke’ kooplieden en aan de oude Amsterdamse regentenfamilies maar kwamen ook in handen van een bredere laag van de gegoede burgerij. De buitenplaatsen waren interessant voor tekenaars en uitgevers zowel vanwege hun schoonheid als ook vanwege het feit dat met het toenemen van het aantal buitenplaatseigenaren ook het aantal potentiële kopers van prenten en tekeningen toenam. Deze nieuwe topografische prentenseries van Noord-Holland verschenen voor het grootste gedeelte in een tijdsbestek van nog geen twintig jaar, namelijk tussen omstreeks 1716 en 1732.

De ‘gemaakte natuur’ van de nieuwe landschapstuinen werd pas in de tweede helft van de jaren negentig van de 18de eeuw in prentenreeksen gepubliceerd, bijvoorbeeld in een serie van vier omtreketsen van ‘Elswout’ te Overveen. Toen de bovengenoemde prenten werden gepubliceerd, was net de eerste grote sloopgolf gaande. Buitenplaatsen die geveild werden, vonden in deze periode herhaaldelijk geen nieuwe bewoners meer en werden dan gekocht door speculanten als de beruchte Frederik Kaal uit Amsterdam. Deze
kopers lieten het herenhuis slopen en verkochten vervolgens het afbraakmateriaal en het terrein door. Terwijl in Kennemerland en bij Naarden af en toe alleen de huizen werden gesloopt en de grond bij naburige buitenplaatsen werd gevoegd, werden de tuinen van gesloopte buitenhuizen in de rest van Noord-Holland voor het overgrote deel
voor land- en tuinbouwdoeleinden gebruikt. Particuliere buitenplaatsterreinen werden in de 19de eeuw op grote schaal door de overheid aangekocht voor allerlei infrastructurele projecten zoals de aanleg van spoorwegen, kanalen, straten, begraafplaatsen en gestichten.

Tussen ca. 1900 en 1930 werd een aantal buitenplaatsterreinen ten behoeve van de aanleg van villawijken verkaveld. Ook werden delen van buitenplaatsen opengesteld als openbare wandelbossen. Voor een aantal buitenplaatsen leek de redding te liggen in de ingebruikname door scholen en zorginstellingen. Helaas moet men achteraf vaststellen
dat veel buitenhuizen deze nieuwe functie niet lang overleefden. Vooral de verminking van de grote parken door centraal geplaatste grootschalige nieuwbouw voor tehuizen in de jaren zestig, zeventig en tachtig van de twintigste eeuw heeft enorme schade toegebracht aan de schaarse restanten van de voormalige bloeiende buitenplaatscultuur in Noord-Holland.